De interesse voor zorg op afstand groeit, samen met het gebruik ervan. De coronacrisis, als gevolg waarvan mensen meer gewend zijn aan thuiswerken en beeldbellen lijkt deze groei te versterken. Dat blijkt uit onderzoek van e-health aanbieder MedicInfo. Vergelijkbaar onderzoek in het najaar van 2019 gaf aan dat vier op de tien Nederlanders gebruik wil maken van een vorm van zorg of afstand, zoals beeldbellen of telemonitoring. In het nieuwe is onderzoek dit al 64 procent van alle respondenten.
Verder blijkt uit het onderzoek dat 50 procent van de respondenten meer dan in 2019 open staat voor zorg op afstand-toepassingen. Bijna vier op de tien (38%) respondenten heeft al eenmaal of meerdere keren gebruik gemaakt van zorg op afstand, een toename van 19 procentpunten ten opzichte van 2019. 62 procent geeft aan hier nog niet eerder gebruik van te hebben gemaakt. Toch staat een ruime meerderheid (64%) er (helemaal) voor open om zorg op afstand te (gaan) gebruiken, terwijl slechts 12 aangeeft hier op dit moment niet voor open te staan.
Beeldbellen stijgt fors in populariteit
In vergelijking met het najaar van 2019 willen nu veel meer mensen beeldbellen. In 2019 was deze groep 29 procent, nu 63 procent. Bij jongeren (18-34 jaar) geeft zelfs 78 procent de voorkeur aan beeldbellen boven een fysiek consult. Bij mensen van 55 jaar en ouder is dit nog altijd 48 procent, terwijl 59 procent een telefonisch consult als zorg op afstand variant wel ziet zitten.
De voornaamste voordelen van zorg op afstand die mensen ervaren of verwachten zijn gemak en tijdsbesparing (niet reizen). Een drempel om zorg op afstand te gebruiken is afwezigheid van persoonlijk en fysiek contact. Er bestaat twijfel dat bij zorg op afstand de kwaliteit van diagnose en zorg minder hoog is. Het is daarom van groot belang diensten voor zorg op afstand op de persoonlijke behoeften en zorgvragen van de zorgconsument af te stemmen.
Appen met huisarts, digitale doktersassistent
In het onderzoek zijn twee varianten voor zorg op afstand getoetst: de online huisarts en de digitale doktersassistent. In beide gevallen gaat het om diensten waarbij een zorgvraag wordt gesteld in een app, waarbij vervolgens een team van medisch professionals op afstand een passend medisch advies geeft.
Bij beide concepten geeft meer dan de helft van de mensen aan deze te willen gebruiken met een kleine meerderheid voor de online huisarts (63%) ten opzicht van de digitale doktersassistent (61%). De interesse voor de online huisarts is volgens Medicinfo significant gestegen: van 41 procent in 2019 naar 63 procent in 2020. Met name het persoonlijk contact met deskundige medisch professionals maakt deze dienst aantrekkelijk.
Ook bij deze diensten zijn gemak en tijdsbesparing (mensen hoeven niet naar de praktijk toe) de grootste (verwachte) voordelen. Bij beide diensten wordt de persoonlijke betrokkenheid van een medisch professional als belangrijkste factor aangegeven om dit te willen gebruiken. Voor een volledig geautomatiseerd antwoord op een zorgvraag is meer draagvlak nodig. Als er geen verpleegkundige of huisarts betrokken is bij de dienst, alleen een chatbot, dan wil maar 48 procent hiervan gebruik maken.
Voorkeur voor hybride zorg
Zorg op afstand kan dus volgens het onderzoek van Medicinfo een waardevolle bijdrage leveren aan het oplossen van uitdagingen in de zorg, zoals een groeiend tekort aan huisartsen. Daarvoor is het opschalen van digitale diensten essentieel. Als gedigitaliseerde communicatie, over eenvoudige zorgvragen, samen of onder toezicht van een gediplomeerd zorgverlener plaatsvindt is het draagvlak het grootst. Een combinatie van zorg op een fysieke locatie en aanvullende digitale zorgverlening – hybride zorg – wordt daarbij als ideaal gezien.
Keuzevrijheid zorg op afstand
Eind oktober stuurde een groep zorgprofessionals een pleidooi naar minister Tamara van Ark (Medische Zorg) om Nederlanders keuzevrijheid te geven tussen fysieke zorg en digitale zorg. Digitale zorg is niet voor en door iedere patiënt gewenst, maar iedere patiënt zou wel moeten kunnen kiezen, aldus de zes briefschrijvers. Van Ark toonde zich onder meer in een Kamerbrief over de opschaling van digitale zorg begin december voorstander van ‘digitaal waar het kan, fysiek waar nodig’.